Sinds het bezoekje heb ik veel nagedacht over de tragikomische setting waarin Oma haar dagen slijt. Een aantal overpeinzingen wil ik graag met u delen.
Het verzorgingshuis
Oma resideert alweer een poosje in een verzorgingshuis. Een deprimerende plek. Alle bewoners zitten daar in de winter van hun leven, zoals dat netjes heet. Ze wachten nergens meer op maar op het eind. En iedereen die bij ze komt - hetzij om ze te verzorgen, hetzij om ze te bezoeken - wacht met ze mee. Niet dat iemand wil dat ze doodgaan, maar realiteitszin dwingt je tot het besef dat het gaat gebeuren. Natuurlijk wil ik dat Oma 100 wordt, maar ergens houd ik er tegenwoordig steeds rekening mee dat ze er op een dag niet meer is.
In het verzorgingshuis hangt altijd een wonderlijk odeur van stoofpeertjes, vanillevla, plas, lange vingers en die ondefinieerbare lucht van oude mensen. Oma zit daar met een aantal collega's, die de kluts kwijt zijn of een zwak gestel hebben of allebei. Het is gezelschap dat ze niet zelf heeft uitgekozen, een gedachte die de ambiance voor mij - redenerend vanuit het perspectief van een kwieke dertiger - altijd nog nèt een tikkeltje beklagenswaardiger maakt.
Toch word ik er nooit verdrietig van. Sterker nog: er valt in de treurigheid genoeg te lachen.
De collega's
Een snel rondje langs Oma's confrères. Je hebt mevrouw J., waar ik niet zoveel over weet te vertellen. Er is een kleine mevrouw, die wel aardig is en piept. Ze drinkt thee met melk en haar bijdrage aan een conversatie beperkt zich tot het herhalen van het laatste woord dat ze gehoord heeft.
Meneer B. is beroepsmopperkont. Iedereen moet altijd opschieten en naar hem toe komen, en als dat niet gebeurt gaat hij met de tafel schudden en zijn koffie omkieperen. Voor straf moet hij dan naar zijn kamer.
En dan heb je meneer K., mijn vriend. Meneer K. is op mij, moet u weten. Zodra hij me ziet zegt hij: "Schat! Wat fijn dat je er bent!" Dan krijg ik een handkus en dan lachen we om niks. Soms zegt hij dat ik mooi ben.
En dan natuurlijk Oma, de kers op de taart. Oma slaapt, bladert in recordtempo door de Margriet, en ze weet niet meer zo goed wie ik ben, maar mijn bezoek stelt ze desalniettemin op prijs.
Gebabbel
Meneer B. is beroepsmopperkont. Iedereen moet altijd opschieten en naar hem toe komen, en als dat niet gebeurt gaat hij met de tafel schudden en zijn koffie omkieperen. Voor straf moet hij dan naar zijn kamer.
En dan heb je meneer K., mijn vriend. Meneer K. is op mij, moet u weten. Zodra hij me ziet zegt hij: "Schat! Wat fijn dat je er bent!" Dan krijg ik een handkus en dan lachen we om niks. Soms zegt hij dat ik mooi ben.
En dan natuurlijk Oma, de kers op de taart. Oma slaapt, bladert in recordtempo door de Margriet, en ze weet niet meer zo goed wie ik ben, maar mijn bezoek stelt ze desalniettemin op prijs.
Gebabbel
En als ik er dan ben, dan babbelen we maar wat. Toen ik binnenkwam lag de opgevouwen schone was op een tafel. Oma zei dat zij dat gedaan had, wat ik bejubeld heb - ook al weet ik dat het niet zo was. Ik vertelde over mijn kapotte voet en Oma zei: "Ik zal 'm voor je stoppen".
Toen ik terugkwam van het toilet zei ze: "Pak je bril en neem een zoetje".
Ik vertelde haar dat ik die avond met D. & N., mijn neefje en nichtje, ging spelen. Oma reageerde een beetje nors: "Nou, je moet er maar zin in hebben." Ik zei dat ik dat had, dat D. & N. heel lief zijn, en toen zei ze: "Dan moeten we daar een aankondiging van maken voor in de krant."
Onderwijl zat Meneer B. weer eens te mopperen. Hij vroeg aan de verzorgster of ze 'de kleine kistjes' had gepakt. Met gefronste wenkbrauwen zei ze aarzelend: "Ja ja.... ja, die heb ik...". "Ah, goed zo", zei meneer B. Oma mengde zich in het gesprek: "Ja, dat heb je goed gedaan hoor."
Geen van drieën had een idee waar het over ging, maar het verliep uiterst complimenteus.
Naar huis
Ik vertelde haar dat ik die avond met D. & N., mijn neefje en nichtje, ging spelen. Oma reageerde een beetje nors: "Nou, je moet er maar zin in hebben." Ik zei dat ik dat had, dat D. & N. heel lief zijn, en toen zei ze: "Dan moeten we daar een aankondiging van maken voor in de krant."
Onderwijl zat Meneer B. weer eens te mopperen. Hij vroeg aan de verzorgster of ze 'de kleine kistjes' had gepakt. Met gefronste wenkbrauwen zei ze aarzelend: "Ja ja.... ja, die heb ik...". "Ah, goed zo", zei meneer B. Oma mengde zich in het gesprek: "Ja, dat heb je goed gedaan hoor."
Geen van drieën had een idee waar het over ging, maar het verliep uiterst complimenteus.
Naar huis
Na al dat babbelen - van de hak op de tak en zonder enige vorm van rode draad, maar toch gezellig - komt dan het onvermijdelijke moment dat ik weg wil. Soms vraagt Oma of ze mee mag. Dat vind ik altijd een beetje moeilijk. Ik zou niets liever willen dan haar meenemen, thee voor haar zetten en hele dagen met haar babbelen over niks. Maar dat kan niet. Dus ik smoes me er met tegenzin uit.
Daarna krijg ik een kus van haar. Meneer K. zegt dat ik voorzichtig moet zijn, en 'tot de volgende keer'.
Nog voordat ik buitensta is Oma vergeten dat ik er was. Maar ik onthoud.
Nog voordat ik buitensta is Oma vergeten dat ik er was. Maar ik onthoud.
En ik doe voorzichtig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten