maandag 2 april 2018

Het Rampenplan

Het is tijd dat ik weer eens een stukje schrijf over mijn favoriete spoorwegbedrijf. Het heeft zich de laatste tijd niet bepaald van zijn beste kant laten zien en daar ben ik een beetje sikkeneurig over.

Advocaat van de duivel
Het gebeurt niet zelden dat ik in discussies over de NS de kant van de NS kies. Daarbij stuit ik op enorm onbegrip of meewarige blikken mijn kant uit, maar daar maal ik niet om. Ik ben gezegend met engelengeduld, verregaande loyaliteit en het pijnlijke besef dat ik afhankelijk van die fuckers van de NS, dus ik móet wel. Ja? Dus in discussies ben ik dat nare mens dat vergoelijkende dingen roept, zoals “Zo erg is het allemaal niet”, “Ze rijden meestal wél op tijd” en “Ik hoef bijna nooit te staan”. En dat meen ik dan nog ook.

Want even dit. Ik pendel nu al anderhalf jaar tussen Den Haag en Utrecht, en in alle eerlijkheid: het gaat écht bijna altijd goed. Ik heb geen Excelsheet bijgehouden, maar ik denk dat de NS trots mag zijn op het percentage ‘vlekkeloos verlopen treinritten’. Ik heb nog nooit op een veldbedje op Utrecht CS hoeven slapen, en heb slechts een paar keer meegemaakt dat ik vanuit Den Haag niet naar Utrecht kon. Dus nee, ik mopper niet gauw.
Daar kon de NS niet mee leven. Ik detoneerde te veel met de rest van de klandizie. Dus de NS stelde zich ten doel om mij aan het mopperen te krijgen.

En ze kregen het nog voor elkaar ook.

Drie keer is scheepsrecht
Het Rampenplan begon op een dinsdag. Het gedonder begon bij de bushalte, want de bussen waren afgelast. Een collega bracht mij naar het station en toen ik de stationshal in liep was het eerste wat ik hoorde: “De intercity naar Den Haag Centraal van 18.30 rijdt in verband met een aanrijding met een persoon niet”. Dat was een dramatisch bericht, want ik weet hoe lang het duurt om zo’n aangereden persoon uit het profiel te krabben. Omdat ik die avond een afspraak had in het ziekenhuis voelde ik me ook nog lichtelijk gehaast. Ik reisde via Schiphol naar Den Haag, belde onderweg het ziekenhuis en kwam uiteindelijk hijgend, piepend en slechts enkele minuten te laat de wachtkamer in gerend. Eind goed, al goed.

Naast engelengeduld, loyaliteit en een soort NS-gerelateerd Stockholmsyndroom beschik ik ook nog over een onvermoeibaar vermogen tot relativeren. Dus later die avond was ik alweer mijn gewone milde zelf en had ik mijn vrienden van de NS alles alweer vergeven.

Dat lieten ze niet op zich zitten.

Twee dagen later. Blijmoedig hupte ik in de trein naar Den Haag. Ik veroverde mijn eigen vierkante centimeter in het gangpad om vervolgens te horen dat de trein niet verder reed dan Gouda. Er stond ergens een defecte trein de boel in de war te schoppen. Vervolgens was er een omroepbericht over een ándere trein naar Den Haag – want van een beetje misleiding is nog nooit iemand slechter geworden.

Ditmaal kwam ik via Leiden in Den Haag. Dus het eind en het al was weer goed, maar ik was wel lichtelijk ontstemd. Na het weekend was ik echter weer helemaal in mijn hum en had ik de NS alles wederom vergeven. Naast loyaal, geduldig, relativerend en onderdanig aan grillen van de spoorwegmaatschappij ben ik namelijk ook nog eens vergevingsgezind.

Dat lieten ze niet op zich zitten.

Dat er ondanks al mijn grandioze karaktereigenschappen (*kuch*) toch een klein barstje in het vertrouwen was gekomen bleek die maandag uit het feit dat ik op kantoor al checkte of het weer hommeles was. Maar nee, het leek of de NS alles onder controle had. Dus ik dartelde de intercity naar Den Haag in en werd daar door een knorrige conducteur direct weer uit verwijderd. "Er is een defecte bovenleiding, en ik kan u niet meer informatie geven want die heb ik niet", bromde hij. 

Dat liet ik niet op me zitten.
Ondanks mijn loyaliteit, engelengeduld, relativeringsvermogen, vergevingsgezindheid én het besef dat ik klemvast zit in de verstikkende greep van die klojo's van de NS, heb ik heus óók wel grenzen. En die grens ligt blijkbaar bij drie vertragingen op rij.

De NS had het voor mekaar. Ik mopperde. Ik gebruikte de term "Fucking unbelievable!" en mijn sarcastische ik constateerde dat ik voortaan beter direct in de trein naar Leiden kon stappen voor een potje omreizen. En dat ik er in dat geval verstandig aan zou doen om naar Leiden te verhuizen. En dat ze bij de NS echt hélemaal niks kunnen. En dat er áltijd gezanik is bij die club. En zo stampte ik naar spoor 12 en worstelde ik me in de overvolle trein naar Leiden.

Witte vlag
De paasplanning was dusdanig dat ik gisterochtend met de trein naar Middelburg moest. Ik had de NS natuurlijk alles al lang weer vergeven, maar zij mij niet. Er waren stremmingen, er lagen lijken her en der verspreid over het spoor en de conducteur snauwde tegen mij.  Misschien was het wel de bovenleidingconducteur. Daar had ik zelf ook een beetje tegen gesnauwd.

Morgenochtend moet ik natuurlijk weer naar kantoor. Ik zal al mijn engelengeduld en loyaliteit weer bij elkaar vegen en me gewillig onderwerpen aan de al dan niet aangepaste dienstregeling van het spoorwegbedrijf. Voor de zekerheid knoop ik een wit vlaggetje aan mijn rugzak.

Ik kom in vrede.
En of we gaan... dat zien we daarna dan wel weer. 

Geen opmerkingen:

U Zei?! - Deel 36

De laatste maanden verzamelde ik weer heel wat verhaspelingen. Hierbij de nieuwe lijst. Om de donkere dagen en de gedeeltelijke lockdown wat...