Fietsfile
Heel Den Haag had vanochtend besloten om op de fiets naar werk of school te gaan. Het was dus filefietsen, en dat haat ik. Vooral wanneer je achter een of andere clown fietst waarbij je denkt: joh, vraag jij zijwieltjes voor je verjaardag en ga het dan nog eens proberen.
Dus toen ik een klein stukje vrij baan had, haalde ik de clown en allen die voor haar fietsten in, zodat ik tenminste weer in mijn eigen tempo verder kon.
Stop!
Vervolgens kwam ik bij een stoplicht. Dat stond op rood, dus ik stopte. Zo ben ik. Aan de overkant zag ik een pofietsie staan – zoals ik polities op fietsen noem. Daar stond ik verder niet bij stil.
Nu kom ik vrijwel dagelijks bij het betreffende stoplicht. Het voetgangerslicht springt een nanoseconde eerder op groen dan het fietserslicht. Dus toen het voetgangerslicht groen werd ging ik fietsen – want dat kan dan.
De politie was het daar niet mee eens. Hij blokkeerde mij de doorgang en vroeg waarom ik fietste terwijl de rest bleef staan.
Niet zo bijdehand hè
In mijn hoofd gebeurde héél veel tegelijk. In recordtempo bedacht en verwierp ik goede antwoorden, terwijl Najib Amhali door alles heen tetterde: “Niet zo bijdehand hè!”
Ik wilde zeggen dat mijn innerlijke schaap nog niet wakker was en dat ik daarom de kudde niet volgde. Ik wilde zeggen dat die andere mensen dat zelf moesten weten. En ik wilde hem allerlei human interest-achtige vragen gaan stellen (“ben je tevreden met je leven? Hoeveel voldoening haal je uit je werk? Weet je moeder dat je hier bent? Was dit wat je voor ogen had toen je naar de politieschool ging?”).
In plaats daarvan zei ik: “Omdat het groen was.”
Welles, nietes
De politieman zei dat ik als fietser niet naar het voetgangerslicht moest kijken. Dat klinkt aannemelijk, maar het is in dit geval flauwekul. Toen ik dat wilde uitleggen zei hij “Niks ja maar!” – terwijl ik helemaal geen ‘ja maar’ had gezegd – ik kijk wel uit.
Medelijden overviel me. Ik dacht: jochie toch. Jij hebt geen leuk leven. In de vroege, mistige ochtend bij een stoplicht moeten staan van je baas, terwijl je ambitie was om boeven te vangen. Dat is een deceptie en dat snap ik. Dus ik zei op geruststellende toon: “Je hebt gelijk. De volgende keer zal ik naar het fietserslicht kijken...” Daarna mocht ik doorfietsen.
Voor ik goed en wel op gang was ontsnapte me een zacht doch welgemeend “…zeikerd”. Dat hoorde eigenlijk bij mijn vorige zin, maar gelukkig wist ik het op dat moment nog binnen te houden.
Anders had ik pas echt een probleem gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten