maandag 22 februari 2010

22 februari

Het was op een woensdag, ik was tien jaar en ik kwam thuis uit school.
Op het garagepad stond de auto waarmee papa altijd naar zijn werk ging, en voor de garage de fiets van mijn zus. Dat klopte niet. Zij waren binnen en mama was niet thuis. Dat klopte ook niet.

Mijn vader liet me even vertellen. Het was 'knikkertijd' - een wonderschoon fenomeen - en ik had mooie knikkers gewonnen die dag. Toen ik uitverteld was, had hij iets te zeggen.

"Mama is bij oma, want opa is vanochtend doodgegaan..."

Baf.
Mooie knikkers waren ineens het laatste belangrijke op de wereld. In een eerste impuls rende ik naar de keukendeur: ik wilde weg, weg, weg. Weg uit dat huis waar opa ineens, zomaar, dood was. Het mocht niet waar zijn!

Papa hield me tegen, gelukkig. 's Middags bracht hij ons naar andere opa en oma, waar we een nachtje zouden blijven. Zelf ging hij naar mama en oma, er moest natuurlijk van alles geregeld worden. Al begreep ik dat als meisje van tien nog niet zo goed.

Een of twee dagen later was ik ook bij oma. Samen met mama ging ik naar de slaapkamer, waar opa lag opgebaard. Ik was het meest onder de indruk van het verdriet van mijn moeder. Want die meneer in die kist, dat was mijn opa niet meer. Die meneer droeg een pak, en ik kende zijn gezicht natuurlijk, maar opa droeg meestal gewoon zijn groene trui. Hoezo nou een pak? Opa hoorde niet in die kist, opa hoorde levend te zijn.

Mijn opa, die ik "lieve dikke beer" noemde. Dat mocht.
Mijn opa, bij wie ik met een knalroze elastiekje een staartje in het haar maakte. Dat mocht ook.
Mijn opa, die mij als geen ander van de hik af kon helpen door me aan het schrikken te maken.
Mijn opa, die een theemuts op zijn hoofd zette.
Mijn opa, om wie ik vreselijk moest lachen bij de lachspiegels in de speeltuin.
Mijn opa, die we allemaal niet konden missen.

Vandaag is het alweer vijftien jaar geleden.
Natuurlijk, de scherpe kantjes van het verdriet gaan eraf. Maar hoe jong ik toen ook was, ik kan hem niet vergeten. Want hij was mijn opa.

Ik weet nog goed dat ik aan iemand vertelde wat er gebeurd was. Die persoon reageerde met: "O jee, toch niet je zwem-opa?"
Nee, niet mijn zwem-opa.
"Gelukkig", luidde de reactie.

Gelukkig?! Natuurlijk, mijn zwem-opa mag ook niet doodgaan (en gelukkig doet-ie dat ook niet). Maar om de dood van opa Boot nou 'gelukkig' te noemen... Ik zeg: broek. Ik zeg: afzakken. Dat is gewoon géén reactie.

Vijftien jaar geleden.
Oma is al een tijdje verhuisd, weg van de boerderij. Een foto van opa staat op haar tafeltje. En op het tafeltje bij mijn ouders. En in mijn boekenkast.

Voor mij is opa er altijd nog een beetje bij.

2 opmerkingen:

UB48 zei

Gelukkig dat opa Boot er in je dromen vaak gewoon nog wél is! En dat je dan met hem kunt praten en rose strikjes in zijn haar kunt doen.
En dat oma dan tegen me zegt:"Kijk Huibje, ik heb levende suiker ..."
Dat gaat nooit meer weg!

Erik zei

Er gaat eigenlijk geen week voorbij dat ik niet aan hem denk... Opa die altijd naar sigaretten en misschien een paar pilsjes rook (al besef je dat als kind niet). Opa die geen seconde van de Tour de France miste. Die ons schaamteloos moonde voordat we aan tafel gingen. Die letterlijk iedereen in West Zeeuws Vlaanderen kende en de hele dag bezig was ze te bezoeken. Opa die ik eigenlijk nooit begrepen heb tot 10 jaar na z'n dood en nu een lichtend voorbeeld is van de sociale mens die ik wil zijn. Ik zou er alles voor over hebben om op deze leeftijd nog met hem te kunnen praten. 't Is grappig om te lezen hoe anders je die dag ervaren heb en heel vreemd dat we het er nooit over hebben gehad.

U Zei?! - Deel 36

De laatste maanden verzamelde ik weer heel wat verhaspelingen. Hierbij de nieuwe lijst. Om de donkere dagen en de gedeeltelijke lockdown wat...