dinsdag 22 juni 2010

Puzzled

In de lijst van dingen waar ik mij voor schaam, neemt het feit dat ik graag een puzzeltje mag maken een belangrijke plek in. In de ranking scoort het lager dan dat ik Zwitsalproducten gebruik – niet uit dermatologische noodzaak maar omdat het zo lekker naar baby ruikt – en dat ik soms nog steeds naar Samson & Gert kijk. Maar het scoort wel. Ik mag graag puzzelen.

Ik bedoel dan niet het in elkaar puzzelen van een duinlandschap van 1500 stukjes. Daar heb ik namelijk de schurft aan en het geduld niet voor. Maar zet een sudoku, een Zweedse puzzel of een kruiswoordraadsel in je blaadje en je kan er op rekenen dat ik het met passie ga zitten oplossen.

Nu moet ik wel zeggen dat ik me er sinds afgelopen zaterdag iets minder voor schaam. De reden daarvoor is tweeërlei: het had iets te maken met het type puzzel waar ik me aan zette en het had iets te maken met een reactie die ik later op de dag kreeg.

In het weekendmagazine van het NRC Handelsblad staan altijd een sudoku en een scrypto. Die sudoku klus ik altijd wel in elkaar, maar die scrypto laat ik meestal maar voor wat-ie is, want ik ben niet zo van het cryptische. Klare taal past me beter. Maar zaterdag dacht ik in een vlaag van overmoed of gestuurd door een behoefte aan intellectuele uitdaging: laat ik die scrypto eens proberen.

Het begon zoals het altijd begint: met een verwilderde blik in de ogen zat ik naar de aanwijzingen te staren, onderwijl “what the fuck” denkend. Maar toen! Ineens zàg ik er eentje! En daarna nog een! En als je er dan twee hebt, heb je ook alweer meer letters voor de overige woorden / zinnetjes en met dat houvast kwam ik verder en verder in mijn puzzel. Zat ik daar op een sombere zaterdag toch ineens een hele scrypto op te lossen zeg hé!

Later vertelde ik dit met lichte trots aan vriend K., die me vorsend aankeek. “Ik heb echt niets met puzzels”, zei hij, “Misschien omdat ik er helemaal niet goed in ben.” Ik trok een verontschuldigend gezicht en mompelde iets van: “Ja god nou ja, het is ook wel een suffe bezigheid, maar ja…” Daarop zei vriend K.: “Nou… in van die vierkanten met letters ben ik wel goed. Dat je dan woorden moet zoeken.”

Ik probeerde nog sympathiek en begripvol te zijn. Maar dat lukte niet helemaal. Ik schoot onbedaarlijk in de lach, met zo’n priemend vingertje naar K. wijzend en “Woordzoekers, for crying out loud!” hikkend.

Daarna was de schaamte voor mijn puzzelliefde ineens wel minder. Want als iemand met droge ogen durft toe te geven dat hij zich laaft aan woordzoekers terwijl ik met verve een scrypto weet op te lossen, doet mij dat stiekem heel erg goed.

Geen opmerkingen:

U Zei?! - Deel 36

De laatste maanden verzamelde ik weer heel wat verhaspelingen. Hierbij de nieuwe lijst. Om de donkere dagen en de gedeeltelijke lockdown wat...