maandag 28 september 2009

Iemand om me aan op te trekken

Soms is het fijn om mensen te hebben waar je je aan kan optrekken.
Ik weet dat al heel lang. Ter illustratie een verhaal uit de oude doos.

Toen ik in groep vier zat, moesten we lezen in groepjes. Voor elk groepje werd een leesmoeder ingevlogen, behalve voor het groepje waar ik samen met J. en T. in zat. Wij konden al zo goed lezen dat we zonder moeder mochten en elkaar op foutjes moesten wijzen.

Dat deden we met verve. Het haalde onze meest competitieve kant naar boven, want we wilden alle drie graag de beste zijn. Dus als drie bijtgrage herdershonden zaten we naar elkaar te luisteren. En zodra iets fout leek te gaan, hakten we daarop in. Voorbeeld dat ik me herinner is toen J. het woord “zo’n” uitsprak als “zo een”. T en ik beten ons daar in vast: “Je zei zo een maar het is gewoon zóón!” J. was het er niet mee eens. J. heeft Friese roots en daar zeiden ze ‘zo een’. T en ik couldn’t agree less.

T. en ik streden sowieso continu om de titel van meest erudiete kind van de klas. We konden het slechts met moeite verkroppen als de ander iets eerder of beter kon dan de ander. T. kreeg een keer een flinke bos veren tussen zijn billen toen hij in de kring liet horen hoe goed hij in het Engels tot honderd kon tellen. Ik was verbolgen, want ik kon dat ook. Maar bescheiden als ik was, vond ik het niet nodig om dat zo pompeus het klaslokaal in te slingeren. Had ik dat maar wel gedaan, dan was alle lof voor mij geweest.

Nog zoiets. Op een gegeven moment moesten we de tafels leren. Elke keer als je een tafel onder de knie had en een proeve van bekwaamheid had afgelegd bij de juf, mocht je een vakje kleuren in het tafelschema. De dag kwam dat T. zijn vakje voor de tafel van acht in mocht kleuren en ik nog niet. Dat trok ik natuurlijk erg slecht. Tussen de middag kwam ik thuis, vertelde wat er aan de hand was en verbond daaraan de conclusie dat ik dus nú die tafel moest kennen. Liefst achterstevoren, zodat ik alsnog beter was. In één lunchpauze leerde ik die hele verrotte tafel uit mijn hoofd, stapte terug op school rechtstreeks naar de juf en eiste dat ik de tafel van acht mocht doen. Die middag kleurde ik ook mijn vakje en stonden we weer op gelijk niveau.

Wat er van T. is geworden weet ik niet. Ik geloof dat hij iets economisch is gaan studeren. J. heeft geneeskunde gestudeerd, wat haar natuurlijk wel een bepaalde status meegeeft. Al vind ik het dan nog steeds belachelijk dat ze het tegen haar patiënten heeft over “zo een ontsteking”, want djiez, het is gewoon “zóón”. Ik val mijn achtjarige ik heus niet zomaar af.
Het was fijn om me aan hen op te kunnen trekken. Ik heb dat nodig.

Collega C. is ook zo iemand naar wie ik met een vleug van bewondering kan kijken. De manier waarop zij zakelijk zijn en informele lol op de werkvloer weet te combineren, vind ik inspirerend. Haar persoonlijkheid prettig en sprankelend.

Vandaag is ze voor het laatst.
U zult snappen dat ik dat heel jammer vind. Ik ga haar best een beetje missen.

Geen opmerkingen:

U Zei?! - Deel 36

De laatste maanden verzamelde ik weer heel wat verhaspelingen. Hierbij de nieuwe lijst. Om de donkere dagen en de gedeeltelijke lockdown wat...