Doorbijten
Ik wist al lang dat ik niet van klussen houd. Niet om te doen, en ook niet om getuige van te zijn. Afgelopen zomer waren ze bezig aan een pand ergens in de straat achter ons. De zomer stond toe dat ik alle ramen en deuren open had en ik dacht dat ik gek werd van alle herrie. De hele dag ging het van hjèng-hjèng-hjèèèng. Ik hoopte vuriger dan ooit dat ik een baan zou hebben tegen de tijd dat ze hier aan de slag gingen.
Dat was ook het geval, gelukkig. Kantoor werd mijn veilige haven, mijn toevluchtsoord, mijn stille zone. Toen ik op een middag toch even thuis was werd ik in no time tot waanzin gedreven. Maar ik dacht: het gaat vanzelf over. Even doorbijten. En nu moet ik hier wegwezen, voordat ik me van het balkon stort (mijn balkon heeft geen hek momenteel).
Wij hebben een steiger
Vorige week viel het me op dat er niks gebeurde. Mijn huis was al een tijdje voorzien van een groene gloed, veroorzaakt door het plastic dat over de steiger was gedrapeerd. Maar klusmannen zagen we niet. Ik moest aan de sketch van Brigitte Kaandorp denken, waarin ze vertelt dat klusmannen de gekke neiging hebben om je huis open te zagen en hem vervolgens voor een week of zes te peren. Ik informeerde bij de buren, die ook geen idee hadden waar onze klusmannen gebleven waren. We bekeken het positief: “Dan hebben we nu wel een steiger.”
Maar maandag waren ze terug. So far voor onze adoptiesteiger.
Overigens: Birigtte Kaandorp heeft die bouwvakkers binnen, maar dat leed blijft mij gelukkig bespaard. Ik hoef ze dus niet van koffie te voorzien.
Liever die herrie
Vandaag heb ik een thuiswerkdag en de klusmannen zijn weer bezig. Uitgerekend vandaag halen ze alles uit de kast, dus het is een herrie van jewelste. Ik moest een aantal mensen bellen. Even overwoog ik om in het portaaltje bij de voordeur te gaan zitten – maar dat was niet nodig: mijn slaapkamer bevindt zich net ver genoeg van de geluidbron af. Geluidloos is het niet – want geluidloos is het nergens momenteel – maar ik kon de mensen spreken zonder te hoeven schreeuwen. Dat komt de professionaliteit ten goede.
Maar! Wat er daarnet gebeurde! De herrie stopte, het was heel even stil, en toen hoorde ik een van de klusmannen daverend over zijn nek gaan. Echt met van dat onheilspellend hoesten en dan vervolgens een kletterende braakselgolf. En dat dan een keer of vijf achter elkaar.
Ik kan daar niet tegen, dus ik begon bijna een potje mee te kotsen. En ik dacht: ga alsjeblíéft weer klusgeluiden produceren. Wat veelzeggend is, want ik vind de klusherrie het op een na onverdraaglijkste geluid op aarde. Kotsende bouwvakkers staan blijkbaar bovenaan het lijstje. Dat weet ik ook pas sinds een half uur.
Klaar
Dus enfin. Blijf voorlopig even uit de buurt van mijn huis, zou ik zeggen. Ik hoop dat ik spoedig het sein veilig kan geven. Maar tot die tijd ga ik maar zoveel mogelijk naar Kantoor, en anders wel koffie lurken met wie maar zin heeft. Als ik een beetje verwilderd overkom: ik kan het niet helpen. Het komt door de bouwvakkers.
Ik kan niet wachten tot ze weer opgehoepeld zijn, mèt hun steiger en hun gekots en alles.
Dat de achtergevel spic en span moet zijn: nou ja, oké. Maar ik ben er wel weer klaar mee.
Nu die klusmannen nog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten