dinsdag 8 juni 2010

Existentiële vragen

Gisteravond lag ik weer te woelen in mijn ledikant. Ik werd bedolven onder een onophoudelijke stroom aan gedachten. Hectiek heerscht in mijn leven op het moment, niet eens zozeer in de zin dat ik het druk heb, wel in de zin dat er veel gaande is waar ik aandacht aan moet besteden. Het is zoals ik anderhalve week geleden samen met P. constateerde: “Ik sta aan het begin van een heel moeilijk stuk.”

Met diezelfde P. heb ik vorige week heel wat goede gesprekken gevoerd. Elke dag meldde ik me weer ten zijne burele voor een goede sit & talk sessie. Er is de laatste tijd het één en ander duidelijk geworden over mij. Over structuren die doorbroken moeten worden. Dingen die telkens weer verkeerd gaan. Dingen die ik onder ogen moet gaan zien om ze daarna te kunnen veranderen.

Zo heb ik bijvoorbeeld een rechter in mijn hoofd. Ik noem het een rechter, P. noemt het “een dictator met een grote bek”. Voor die rechter slash dictator is het nooit goed genoeg. Wat ik ook doe, het kan altijd beter. De lat ligt onwaarschijnlijk hoog (en dan ga je er altijd aan onderdoor).

Daar komt nog bij dat ik mezelf kwijt ben. De dingen die ik doe zijn altijd ter meerdere eer en glorie van anderen. Als ik maar leuk ben. Als ik maar lief ben. Als ik maar doe wat ‘goed’ is voor de ander. Alleen: ik stoot telkens mijn neus. Want als ik tien dingen doe en er zijn er negen goed, dan ligt de nadruk meteen op dat ene ding dat beter had moeten zijn. Soms doe ik dat zelf, soms doen anderen dat. Dat ene ding was dan misschien in mijn eigen voordeel, maar hé, dat telt niet!

Dit zijn nog maar twee dingetjes, want er speelt meer. Er spelen dingen van vroeger die verwerkt moeten worden. Die ik misschien, op den duur, zelfs mag gaan betreuren. Verdriet om hoe het nooit is geweest.

Gisteren zei P. tegen mij: “Ik moet bij jou steeds denken aan het sprookje van het Lelijke Jonge Eendje. Je hebt nog steeds het beeld van ‘toen’, en daardoor geen oog voor hoe het nu is, wat je allemaal hebt bereikt en hoe mooi je bent geworden…”
Ik moest daar een beetje om lachen en blozen. Maar P. zei: “Ik meen het serieus, Anne.”

Het gevolg, en hetgeen waar ik gisteravond van wakker lag, zijn existentiële vragen. Wat blijft er over als ik de patronen heb doorbroken? Wie ben ik als ik leer om voor mezelf te kiezen? Wat wil ik dan? Komt er dan een andere Anne boven water? Moet ik mezelf dan opnieuw leren kennen?

Het maakt me bang. Maar toch wil ik de moed bij elkaar blijven rapen. Moed die soms uit mijn schoenen moet komen, die soms de moed der wanhoop is, maar de moed die ik in elk geval nooit wil verliezen.

Moed is, denk ik, bang zijn en toch doorgaan...

1 opmerking:

Anoniem zei

Anne lief, dit is toch wel heftig.Dat gepieker toch, kon je het maar stop zetten, maar ik weet dat dat niet zo makkelijk gaat. Werken is trouwens niet alleen een goede zaak maar het geeft ook de nodige afleiding die je echt nodig heb. Heb je een baan steek dan er meer energie in, zoniet steek dan je energie er in om één te vinden maakt niet uit wat bv zoals tomaten plukken. Dat heb ik vroeger ook gedaan toen ik in Den Haag woonde, en het was prachtig en gezellig. Nu is het wel zo tijden veranderen, gelukkig hier in Fryslân gaat dat wat langzamer.

Of ga wekelijks trainen met hardlopen of een andere sport, mijn dochters hebben het afgelopen weekend een deel ( 5km) van de Leeuwarder marathon gelopen, niet alleen gezond voor lijf en leden maar het was gezellig, en dan is er geen tijd voor piekeren.
Gaat je goed,

Fokke.

U Zei?! - Deel 36

De laatste maanden verzamelde ik weer heel wat verhaspelingen. Hierbij de nieuwe lijst. Om de donkere dagen en de gedeeltelijke lockdown wat...